.

.

zaterdag 22 oktober 2016

Over 'Tuinieren zonder Gif'.

"Een zo fundamentele nieuwe methode is pas goed en klaar wanneer hij eenvoudig geworden is"... zijn de woorden van Alwin Seifert (1890 - 1972). Een opmerking, die wij helemaal op ons en onze composteringsmethode van toepassing zien...


We herlezen zijn boekje 'Tuinieren zonder gif', al dan niet volgens de biologisch dynamische landbouw methode. in 1974, in een zesde druk, uitgegeven door Hollandia BV te Baarn (ISBN 90 6045 7412). Een boekje dat jaren bij ons in de boekenkast heeft gelegen, elke verhuizing heeft overleefd en nog net zo actueel is als toen het werd geschreven. Ook is Seifert's strijd, voor een microbiologische wijze van plantenteelt, nog net zo actueel als toen. Helaas... moet het wiel nu nog steeds worden uitgevonden... en is de weerstand (van de kunstmest lobby) nog net zo groot. De foto's van Seifert laten een boze man zien, en zijn boekje heeft een navenant boze, ofwel wrevelige ondertoon.

Toen wij het boek ontdekten, in de jaren 70, was dat voor ons een ware verademing. Het heeft ons weken leesplezier opgeleverd. Het boekje bevatte voor ons veel nieuws, dat we toen nog niet helemaal konden bevatten. Wel is het voor ons een aanzet geweest en in ons onderbewuste is het wel degelijk van invloed geweest.
Een e-mail van één van onze lezers was voor ons de aanleiding om het boekje weer uit de kast op te duikelen, het stond bijna onvindbaar ergens achterin. En ja, we herlazen informatie, die we ons nu pas eigen hadden gemaakt. En toch stond het daar al die tijd al... Kennelijk wordt begrip door tijd gerijpt.


Hier wat opvallende citaten uit 'Tuinieren zonder Gif':

Over bodemleven en bodemmineralen.


Op bladzijde 74: "Pas gedurende de laatste jaren is het mij, dank zij de bijzonder moeilijke grond waarop ik moest werken, duidelijk geworden, dat het niet de compost is, die onze planten en struiken en bomen zo gezond doet opgroeien, maar het miljardvoudige leven in de bodem zelf. Dat kan alleen omdat het uit de compost kan wegkomen, omdat het naast de wortels van onze fruitbomen in de onbemeste grond terecht komt, blijvende humus vervaardigt, kali, kalk en fosforzuur uit de bodemmineralen vrij maakt en aan de boomwortels ter beschikking stelt".

Seifert noemt hier de drie voedingsstoffen kali, kalk en fosforzuur. Naarmate men meer stoffen in de grond kan meten, worden er ook meer 'noodzakelijke' stoffen genoemd. Wat op zich niet wil zeggen dat deze aan de grond als kunstmest dienen te worden toegevoegd. De grond zelf bevat deze stoffen. Grond is mineraal. Seifert zegt hier te hebben geconstateerd dat de compost er voor zorgt dat het voedsel uit de grond wordt opgenomen en wordt omgezet tot beschikbaar plantenvoedsel. En dit is ook wat Elaine Ingham zegt.
Dr. Elaine Ingham"Wanneer je geen rotsen meer hebt om op terug te vallen, dan pas moet je je zorgen gaan maken". Wellicht is het dan ook niet zo wonderlijk, dat wij Nederlanders ons zorgen maken over de Nederlandse bodem, die over het algemeen bestaat uit gronden, die middels afslibbing of door (al dan niet afgegraven) veen zijn ontstaan. De Nederlandse delta bestaat voornamelijk uit veengronden, podzol-gronden, brikgronden, eerd- en vaaggronden. Rotsen komen we in de delta niet tegen. Wel zien we het resultaat van rotsslijpsel, ofwel steenstof... 'Sterrenstof'. Maar omdat dit van elders komt leggen we die link met rotsen niet meer. Zo zijn we ons ook niet één op één bewust van het feit dat grond ('sand, silt and clay') mineraal is.
Seifert deed zijn proeven in Duitsland, waar we ook rotsgronden vinden.

Over onkruid:


Bladzijde 102: "Als de bodem weer vol met de juiste levende elementen is, dan is de plant op deze bodem zo gezond, dat hij door geen enkel schadelijk element aangetast kan worden. De geneeskracht van het onkruid wordt dus via de compost en bodem op de cultuurplanten overgedragen."

Bladzijde 48: "Want naarmate de bodem rijker werd door de, door de compost ontstane, bestendige humus, verminderde de noodzaak van bestrijding van het onkruid. Gedurende de laatste jaren van de proef was het land zo goed als vrij van onkruid - dat betekende, dat het kerngezond geworden en in biologisch evenwicht gekomen was. (...) Een massaal optreden van bepaalde soorten onkruid is altijd een teken, dat de grond niet in orde is, eenzijdig gebruikt wordt, of ziek is. Onkruid is het geneesmiddel waarmee de natuur een verstoord evenwicht probeert te herstellen. Maar daartoe laat de mens het zelden tijd."

Onze potgrond bestaat uit een mengsel rijpe compost en de rotsgrond van eigen bodem. Hierin vinden we meestal klavers... Een teken dat onze grond weinig stikstof bevat?

In potten.
In de volle grond, tussen de wortelen.

Over schadelijke insecten.


Bladzijden 39 en 40: In het jaar 1925 nam Seifert bosplanten mee van de ene tuin naar zijn nieuwe tuin, waar hij deze onder vergelijkbare omstandigheden plantte. Behalve dan dat ze in de nieuwe tuin onder een dakrand waren geplaatst waardoor ze nu droger stonden.
"In tegenstelling tot hun gezonde groei (...) werden ze nu door de larven van een bladwesp aangetast, waarbij ieder jaar minstens drie generaties verschenen, zodat de plant in plaats van bladeren alleen nog nerven had. De toenmaals gebruikelijk vergiften hadden geen uitwerking. (...) De schade werd hersteld door een paar gieters water. De larven van de bladwesp verdwenen - maar niet helemaal. (...) De bladwesp was er nog, maar kon de gezonde plant niet veel deren. Hij wachtte zijn kans af en die zou komen op het ogenblik, dat ik vergeten zou hebben de planten te gieten. Het schadelijk insect kon de plant dus alleen aantasten als het ziek was. Als ik de oorzaak niet gevonden had, dan zou ik met de vergiften, die in de loop van de tijd in de handel kwamen, gedurende de negenentwintig jaren, die ik in de tuin woonde, gesproeid of gestoven hebben en alleen het uiterlijk verschijnsel van de ziekte bestreden hebben, waardoor ik de ziekte zelf nooit had kunnen genezen.(...) Dit bracht mij tot de overtuiging. dat de zogenaamde schadelijke insecten of schimmels een verschijnsel op het tweede plan zijn, dat slechts die planten treft die om de een of andere reden vatbaar of weerloos geworden zijn."


Over compost versus stalmest.


Bladzijde 41: Seifert deelt een tuin met een zelfde grond met zijn buurman.
" ... en het geheel werd met geel, steenachtig leemachtig van de wegenbouw afkomstig zand bedekt. Om deze uniforme vlakte werd de afrastering aangebracht. Ik werkte met compost, de buurman met stalmest. Jaren later was de bodem bij de buurman nog altijd geel en ruw, maar de mijne donkere tuinaarde. Op de mijne groeide groenten, aan de andere kant van het hek alleen onkruid. Compost maakte de verse ondergrond dus sneller tot donkere tuinaarde dan stalmest."
Dr. Elaine Ingham: "Composteer je stalmest". Of nog beter: Meng je stalmest met, op z'n minst, een even grote hoeveelheid organische materialen en composteer dat.

Over watercultuur met kunstmest.


Bladzijde 53: "Om bijvoorbeeld onze aardappelen te verbouwen, zouden we (...) aanzienlijke hoeveelheden stikstof-, kali- en fosforzure zouten tezamen met spore-elementen in de grond aangebracht moeten hebben. (Hierin) zouden de planten met hun wortels het benodigde voedsel moeten opnemen - een eenvoudig procedé. Dit is volgens het voorbeeld van de proef, die Justus von Liebig beroemd gemaakt heeft. Hij heeft planten in dergelijke voedingsoplossingen zonder aarde tot groei gebracht. Men heeft daarop in latere jaren plantenkweek als watercultuur ontwikkeld, maar verzwegen, dat de planten zich in een werkelijke zuivere watercultuur aan hun eigen uitscheidingen, die via de wortels in het water terechtkomen, vergiftigen."
En vervolgens over compost: "Wij hebben echter (...) slechts grondstoffen gegeven (...), die pas door het plantaardige en dierlijke leven in de bodem verteerd, omgevormd en tot een opneembaar voedsel toebereid worden, waarop de planten blijkbaar veel beter gedijen. Dat is overtuigend gebleken uit het feit, dat wij met zulke frugale kost zeventien maal achtereen aardappelen op het zelfde stuk grond hebben kunnen voeden en bovendien nog een maximale oogst en kwaliteit verkregen. Met kunstmeststoffen van welke soort dan ook zouden we zoals uit ervaring gebleken is, in hoogstens drie tot vier jaren aan 't eind geweest zijn." 
Waarna hij zijn betoog vervolgd met een lofzang op de regenworm en de vruchtbaarheid van wormaarde.

Over (on)zichtbaar leven in de bodem.


Seifert's uitleg over de opname van voedsel door planten is verhelderend.
Op bladzijde 56:
"In één gram vruchtbare aarde telt men tien miljard levende wezens. (...) èèn gram kleigrond bestaat uit vijfhonderd miljard deeltjes, die een functioneel oppervlak van twee vierkante meter hebben; van montmorilloniet, het voor plantenleven gunstige klei-mineraal, heeft één gram een doelmatig oppervlak van 400 tot 600 vierkante meter!
Deze wereld van miljarden levende wezens maakt uit het plantenafval en hun eigen lijken een voedingsoplossing, die de planten door hun wortelhaartjes opnemen en hij maakt bovendien koolzuur, dat voortdurend uit de bodem opstijgt en door de uiterst kleine speetjes (huidmondjes) aan de onderzijde van de bladeren weer in de planten wordt opgenomen. Deze vervaardigen hieruit, met behulp van de energie in het zonlicht zetmeel en suiker en daarmee nieuwe plantenmassa, nieuwe oogst. 
Stikstofbacteriën halen uit de lucht in de bodem de vrije stikstof die noodzakelijk is voor de chemisch opbouw van de humussubstanties. Wat tenslotte van al de veelvoudige stoffen in de grond achterblijft, dient als voedingsbodem voor een dicht weefsel van algen en fungi. Dit weefsel houdt de aarddeeltjes bij elkaar en tegelijkertijd op afstand van elkaar. Een zo doorweven akker- en tuingrond is los en luchtig en dus warm en kan grote hoeveelheden regen- en sneeuwwater vasthouden. De grond kan door de regen niet dichtslibben en verkorsten, het water kan de grond niet wegspoelen en de wind kan het niet verstuiven."


Echter... wat wij nog nooit tot enig resultaat hebben kunnen brengen, is Seifert's 'kunst om een nieuwe soort compost te maken' (bladzijden 61 t/m 71).
Op bladzijde 66 vinden we de opmerking: "De ervaring heeft geleerd, dat een pinkdik laagje van normaal leemachtige tuin- of akkergrond voldoende is op een 20cm dikke laag groen." Wat maar wil zeggen dat wij dat laagje tussen elke laag organisch afval dienden te deponeren. Wat wij na maanden wachten overhielden was het zelfde, dat we bij het opzetten van de 'composthoop' ook al hadden: Organische materialen met daartussen 'een laagje leemachtige tuin- of akker grond'. Dit heeft bij ons tot voldoende verwarring geleid, om deze gehele zogeheten 'kunst van het composteren' de rug toe te keren.
In die tijd hadden wij een geitenhouderij. De mest van de geiten composteerden we door deze te mengen met de organische materialen, die we als maaisel van de weidegrond overhielden. Elk jaar na het graas-seizoen diende het land 'gebloot' te worden, ofwel gemaaid, om de achtergebleven pollen gras te maaien, opdat het weideland weer fris aan zijn voorjaar kon beginnen. Daarmee, samen met het afval van de tuin en de gevallen bladeren van de bomen, composteerden we onze geitenmest. Dit leverde een prachtig product op. Feitelijk is dit de oorsprong geworden van de methode, die we later hebben ontwikkeld om gras te composteren. Gestaafd door de methode van de Duitse ingenieur H.Krantz zijn we proeven gaan nemen en zijn berm- en weidemaaisel uit het Nederlandse natuuronderhoud gaan composteren. Wat ons uiteindelijk een compostbedrijvigheid opleverde, die later in de vorm van een BV werd voortgezet.


*

Stella.






Geen opmerkingen: